Houdt de Sabbat speciaal– 12 Bijbelse gedachten
- 1. De Sabbat is een dag om ons scheppend werken, ons werken met de schepping, te onderbreken. We nemen de tijd om te kunnen waarderen, wat God in de wereld gedaan heeft, en in ons aan het doen is. Genesis 2.
- Het uitgebreid klaarmaken van voedsel moet de dag vóór de Sabbat gebeuren, zodat we op Sabbat niet hoeven te bakken of uitgebreid hoeven te koken. Exodus 16.
- De Sabbat is bestemd, om onze zorgen van ons af te zetten en te rusten. We zullen op Sabbat geen en-kel werk doen. Dat geldt voor ons hele gezin, zelfs voor onze slaven, onze lastdieren en voor de vreemde-ling die onder ons woont. Jeremia 17; Exodus 20 en Deuteronomium 5.
- De Sabbat is een dag van heilige samenkomst. We zullen andere mensen ontmoeten en samen God aanbidden. Leviticus 23.
- We zullen eerbiedig zijn en God laten zien, dat we Zijn gezag liefhebben, eren en respecteren. Psalm 89: 7; Habakuk 2: 20.
- De Sabbat zal een dag zijn, waarop we ons verheugen en genieten. We doen onze eigen woorden en gedachten weg, en stellen daarvoor Gods woorden en gedachten in de plaats. Jesaja 56, 58.
- De Sabbat is een tijd voor genezing. Mattheüs 12; Markus 1 en 3; Lukas 13 en 14.
- Op Sabbat kopen en verkopen we niet. Nehemia 13.
- De Sabbat is om goed te doen: om zieken te bezoeken en te troosten. We doen geestelijk werk op Sab-bat, door anderen te dienen. Johannes 5.
- De Sabbat is een tijd van gebed. Handelingen 16: 13.
- De Sabbat is een tijd om met andere mensen te spreken over geestelijke principes. Predikanten ver-kondigen het Woord op deze dag. Handelingen 17: 2; 18: 4, 11.
- De Sabbat is een tijd om te zingen. Efeze 5: 19 – 20; Kolossenzen 3: 16; Psalm 92 (dit wordt de Sab-batspsalm genoemd)
Hoe moet je de ware Sabbat houden – Wat Jezus ons leerde
Geen enkel instituut dat aan de Joden was toevertrouwd, onderscheidde hen zozeer van omliggende volken als de Sabbat. Het was Gods bedoeling, dat het houden van de Sabbat teken zou zijn, dat zij Hem werkelijk aanbidden.
Omdat de Joden van God afvielen, en nalieten zich de gerechtigheid van Christus door het geloof toe te eigenen, verloor de Sabbat voor hen zijn betekenis. De satan probeerde zichzelf te verheffen en de mensen van Christus weg te trekken. Hij werkte aan het verdraaien van de Sabbat, omdat deze het teken van de macht van Christus is. De Joodse leiders werkten aan de plannen van de satan mee, doordat zij Gods rustdag met zware eisen omgaven. In de dagen van Christus was de Sabbat zó verdraaid, dat het houden van deze dag meer het karakter weerspiegelde van de zelfzucht en de willekeur van mensen, dan het karakter van de liefhebbende Vader in de hemel. De rabbi’s vertegenwoordigden in schijn God. Ze vaardigden wetten uit, die door mensen onmogelijk gehouden konden worden. Ze brachten de mensen ertoe, God als tiran te zien. In hun gedachtewereld werd je hard van hart en wreed, wanneer je de Sabbat naar Zijn eis hield. Het was Christus’ taak om deze verkeerde opvattingen uit de weg te ruimen. De rabbi’s achtervolgden Hem met genadeloze vijandigheid. Maar Hij wekte niet eens de schijn, dat Hij Zich aan hun voorschriften onderwierp. Hij ging recht door zee, en hield de Sabbat overeenkomstig de wet van God.
Op een Sabbat, toen de Heiland en Zijn discipelen van de plaats van samenkomst terugkwamen, gingen ze door een veld, waar het graan aan het rijpen was. Jezus was tot laat met Zijn werk bezig geweest. En terwijl ze door het veld liepen, begonnen de discipelen aren te verzamelen. Ze aten de korrels op, nadat ze die tussen hun handen hadden los gewreven. Op elke andere dag zou hierover geen commentaar gekomen zijn. Want iemand die door een korenveld ging, of door een boomgaard of wijngaard, stond het vrij te eten wat hij nodig had. Zie Deuteronomium 23: 24 – 25. Maar als je dit op Sabbat deed, betekende dat een ontwijding. Het verzamelen van de aren was al een soort oogsten. Maar het tussen de handen wrijven was bovendien ook nog een vorm van dorsen. Dus was er in de ogen van de rabbi’s sprake van een dubbele overtreding.
De spionnen klaagden meteen bij Jezus: “Zie, Uw discipelen doen iets wat niet geoorloofd is te doen op de sabbat.” Mattheüs 12: 2.
Toen Hij in Bethesda beschuldigd werd van het schenden van de Sabbat, verdedigde Jezus Zichzelf door erop te wijzen, dat Hij de Zoon van God was. Hij zei toen, dat Hij in harmonie met de Vader werkte. Nu Zijn discipelen aangevallen werden, wees Hij Zijn beschuldigers op voorbeelden uit het Oude Testament. Zij handelden net als de mensen uit het Oude Testament, die in dienst van God stonden.
De Joodse leraren gingen prat op hun kennis van de Schriften. En in het antwoord van de Heiland klonk het impliciete verwijt door, dat zij niet op de hoogte waren van de Heilige Geschriften. Hij zei: “Hebt u niet gelezen wat David deed toen hij honger had, en zij die bij hem waren? Hoe hij het huis van God binnengegaan is en de toonbroden gegeten heeft, die hij niet mocht eten, evenmin als zij die bij hem waren, maar alleen de priesters?” Mattheüs 12: 3 – 4. “De sabbat is gemaakt ter wille van de mens, niet de mens ter wille van de sabbat.” Markus 2: 27, 28 “Of hebt u niet gelezen in de Wet dat de priesters op de sabbatdagen de sabbat ontheiligen in de tempel, en toch onschuldig zijn? Ik zeg u echter dat hier Iemand is Die meer is dan de tempel. … Want de Zoon des mensen is Heere, óók van de sabbat.” Mattheüs 12: 5 – 6.
Wanneer het goed was, dat David zijn honger stilde door het eten van brood, dat voor heilige doeleinden afgezonderd werd, dan was het ook voor de discipelen goed, om tijdens de heilige uren van de Sabbat hun honger te stillen door graan te plukken. Nogmaals gezegd: de priesters verrichten op Sabbat méér werk, dan op andere dagen van de week. Als ze voor wereldse doeleinden hetzelfde werk gedaan zouden hebben, zou het zonde zijn geweest. Maar het werk van de priesters werd in dienst van God gedaan. Ze voerden rituelen uit, die verwezen naar de verlossende macht van Christus. Hun werk was in harmonie met het doel van de Sabbat. Maar nu was Christus Zelf gekomen. De discipelen waren, doordat zij voor Christus werkten, bezig in dienst van God. En daarom was het goed, op Sabbat het nodige te doen om hun taak te kunnen uitvoeren.
Christus leerde Zijn discipelen en Zijn vijanden, dat het dienen van God op de eerste plaats komt. Het doel van Gods werk in deze wereld is de verlossing van de mens. Daarom is hetgeen wat op Sabbat noodzakelijk gedaan wordt, om dit werk uit te voeren, in overeenstemming met het Sabbatsgebod. Daarna zette Jezus de kroon op Zijn betoog, door te verklaren, dat Hij “Heere, óók van de Sabbat” is. Hij is de Ene, die boven alle vragen en boven elke wet verheven is. Deze oneindige Rechter zuivert de discipelen van alle blaam. En Hij beroept Zich precies op die geboden, die zij volgens hun beschuldigers overtreden zouden hebben.
Jezus liet de zaak niet voorbijgaan met een uitbrander aan het adres van Zijn vijanden. Hij sprak uit, dat zij in hun blindheid het doel van de Sabbat verkeerd hadden voorgesteld. Hij zei: “Maar als u geweten had wat het betekent: Ik wil barmhartigheid en geen offer, dan zou u de onschuldigen niet veroordeeld hebben.” Mattheüs 12: 7. Hun vele harteloze rituelen konden het gebrek aan echte integriteit en tedere liefde niet goedmaken, die elke ware aanbidder van God kenmerken.
Jezus herhaalde nogmaals de waarheid, dat de offers in zichzelf geen waarde hadden. Zij vormden middel, geen doel. Hun bedoeling was, mensen op de Heiland te wijzen, en hen zo in harmonie met God te brengen. God hecht waarde aan de liefdedienst. Wanneer die liefde ontbreekt, is het hele ritueel voor Hem een belediging. Zo is het ook met de Sabbat. Deze is bedoeld om mensen in gemeenschap met God te brengen. Maar als je geest volgestopt wordt met langdradige rituelen, wordt het doel van de Sabbat gemist. Het alleen uiterlijk houden was een aanfluiting.
Toen Jezus op een andere Sabbat de synagoge binnenging, zag Hij daar een man met een verschrompelde hand. De Farizeeën hielden Hem in de gaten, benieuwd wat Hij zou gaan doen. De Heiland wist heel goed, dat Hij door op Sabbat te genezen als wetsovertreder beschouwd zou worden. Maar Hij aarzelde niet, om de muur van traditionele eisen neer te halen, waarmee de Sabbat was dichtgemetseld. Jezus gebood de man in het midden te komen staan. Toen vroeg Hij: “Is het geoorloofd op sabbatdagen goed te doen of kwaad te doen, iemand te behouden of te doden?” Onder de Joden gold de grondregel, dat het nalaten van het doen van iets goeds, wanneer je daar de kans voor had, hetzelfde was als iets verkeerds doen. Het nalaten van het redden van een leven, was hetzelfde als doden. Jezus bestreed de rabbi’s dus op hun eigen terrein. “En zij zwegen. En nadat Hij hen rondom toornig aangekeken had, tegelijk bedroefd over de verharding van hun hart, zei Hij tegen de man: Steek uw hand uit. En hij stak hem uit, en zijn hand werd hersteld, gezond als de andere.” Markus 3: 4 – 5.
Toen Hem gevraagd werd: “Is het ook geoorloofd op de sabbatdagen te genezen?”, antwoordde Jezus: “Welk mens onder u, die één schaap heeft, zal het niet, als het op een sabbat in een kuil valt, grijpen en eruit tillen? Hoeveel gaat een mens een schaap niet te boven! Daarom is het geoorloofd op de sabbatdagen goed te doen.” Mattheüs 12: 10 – 12.
De spionnen durfden Christus in aanwezigheid van de menigte niet te antwoorden, omdat ze bang waren zichzelf daarmee in moeilijkheden te brengen. Ze wisten, dat Hij de waarheid had gesproken. Liever zouden zij een man overlaten aan zijn lijden, dan hun tradities te schenden. En dat, terwijl ze wel een schaap zouden bevrijden vanwege het verlies, dat de eigenaar anders te lijden zou hebben. Dus werd er meer zorg besteed aan een stom dier dan voor de mens, die naar het beeld van God geschapen is. Dit laat zien, hoe alle valse godsdiensten werken. Die vinden hun oorsprong in het verlangen, jezelf boven God te verheffen. Maar uiteindelijk loopt het erop uit, dat de mens gedegradeerd wordt tot minder waard dan een schaap. Elke godsdienst die tegen de soevereiniteit van God strijdt, berooft de mens van de heerlijkheid, die hij bij de schepping had, en die in Christus weer in hem hersteld moet worden. Elke valse godsdienst leert zijn aanhangers, onverschillig om te gaan met de noden, het lijden en de rechten van mensen. Het evangelie kent de mensheid een hoge waarde toe: zij is gekocht met het bloed van Christus. En het evangelie leert tedere zorg te hebben voor de behoeftes en de ellende van mensen. De Heer zegt: “Ik zal stervelingen schaarser maken dan zuiver goud en mensen zeldzamer dan het fijne goud van Ofir.” Jesaja 13: 12.
Toen Jezus Zich tot de Farizeeën wendde met de vraag, of het in overeenstemming met de wet was om op de Sabbat goed of kwaad te doen, een leven te redden of te doden, confronteerde Hij hen met hun eigen goddeloze bedoelingen. Ze waren in bittere haat uit op Zijn leven, terwijl Hij bezig was met het redden van levens. En Hij bracht geluk bij de mensenmenigte. Was het op Sabbat beter om dood te slaan, zoals zij van plan waren? Of was het beter de zieken te genezen, zoals Hij had gedaan? Was het rechtvaardiger om op Gods heilige dag met moordplannen rond te lopen, dan om alle mensen lief te hebben, wat zich uitte in daden van barmhartigheid?
In het genezen van de verschrompelde hand veroordeelde Jezus de traditie van de Joden. Maar Hij liet het vierde gebod precies zo staan, als God het gegeven heeft. “Het is geoorloofd op de Sabbat goed te doen.” Dat is Zijn uitspraak. Jezus eerde de Sabbat, door de gevoelloze beperkingen van de Joden van tafel te vegen. Terwijl de mensen, die over Hem klaagden, Gods heilige dag onteerden.
Mensen, die van mening zijn, dat Christus de wet heeft afgeschaft, leren, dat Hij de Sabbat heeft gebroken, en Zijn discipelen heeft gerechtvaardigd, die hetzelfde deden. Zij nemen dus in feite hetzelfde standpunt in als de muggenziftende Joden. Hierin spreken ze Jezus zelf tegen. Hij sprak: “zoals Ik de geboden van Mijn Vader bewaard heb en in Zijn liefde blijf.” Johannes 15: 10. Noch de Heiland, noch Zijn volgelingen hebben de wet van de Sabbat overtreden. Christus was de levende verpersoonlijking van de wet. In Zijn leven is geen enkele schending van de heilige beginselen van de wet te vinden. Een heel volk van getuigen, die naar een gelegenheid zochten om Hem te kunnen veroordelen, keek Hij recht in de ogen. En Hij kon, zonder dat Hij werd tegengesproken, zeggen: “Wie van u overtuigt Mij van zonde?”
De Heiland was niet gekomen om hetgeen aartsvaders en profeten gesproken hadden opzij te zetten. Want Hij had zelf door deze voorbeeldige mannen gesproken. Alle waarheden uit Gods Woord zijn van Hem afkomstig. Maar deze onbetaalbare juwelen waren in valse houders geplaatst. Hun kostbare licht was misbruikt om tot dwaling te dienen. God wilde hen uit hun valse houders weghalen, en hen in het frame van de waarheid plaatsen. Dat werk kon alleen maar door een goddelijke hand gedaan worden. Doordat de waarheid in aanraking was gekomen met dwaling, had de waarheid de zaak gediend van de vijand van God en mensen. Christus was gekomen, om de waarheid daar te plaatsen, waar ze God zou verheerlijken, en de verlossing van de mensheid zou bewerken.
Jezus zei: “De sabbat is gemaakt ter wille van de mens, niet de mens ter wille van de sabbat.” De instellingen die God heeft ingevoerd, zijn de mensheid ten goede. “Want al deze dingen zijn er ter wille van u.” II Korinthe 4: 15. “Of het nu gaat om Paulus, Apollos of Kefas, wereld, leven of dood, tegenwoordige of toekomstige dingen, alles is van u. U echter bent van Christus en Christus is van God.” I Korinthe 3: 22 – 23. De Tien-Geboden-wet, waar het vierde gebod onderdeel van is, heeft God aan Zijn volk tot zegen gegeven. Mozes zegt: “En de HEERE gebood ons al deze verordeningen te houden, om de HEERE, onze God, te vrezen, ons ten goede, alle dagen, om ons in leven te houden.” Deuteronomium 6: 24. En de Psalmdichter heeft deze boodschap doorgegeven: “dien de HEERE met blijdschap, kom voor Zijn aangezicht met vrolijk gezang. Weet dat de HEERE God is; Hij heeft ons gemaakt – en niet wij – Zijn volk en de schapen van Zijn weide. Ga Zijn poorten binnen met een loflied, Zijn voorhoven met lofgezang; loof Hem, prijs Zijn Naam.” Psalm 100: 2 – 4. En de Heer zegt van alle mensen, die “de sabbat onderhouden, zodat zij hem niet ontheiligen, en die vasthouden aan mijn verbond: hen zal Ik brengen naar mijn heilige berg en Ik zal hun vreugde bereiden in mijn bedehuis.” Jesaja 56: 6 – 7 NBG.
“Want de Zoon des mensen is Heere, óók van de sabbat.” Deze woorden zijn vol lering en troost. Omdat de Sabbat ter wille van de mens gemaakt is, is de Sabbat de dag van de Heer. Hij is van Christus. Want: “Alle dingen zijn door het Woord gemaakt, en zonder dit Woord is geen ding gemaakt dat gemaakt is.” Johannes 1: 3. Omdat Hij alle dingen gemaakt heeft, heeft Hij ook de Sabbat gemaakt. Deze is door Hem apart gezet als een gedenkteken van de schepping. Hij verwijst naar Hem, zowel als Schepper, en ook als Heiligmaker. De Sabbat spreekt uit, dat Hij die alles in hemel en op aarde geschapen heeft, en door wie alles bijeen gehouden wordt, het Hoofd van de gemeente is. En door Zijn macht worden wij met God verzoend. Want als Hij spreekt over Israël, zegt Hij: “Ook gaf Ik hun mijn sabbatten als een teken tussen Mij en hen, opdat zij zouden weten, dat Ik, de Here, hen heilig.” Ezechiël 20: 12. Want de Sabbat is een teken van de macht van Christus, dat Hij ons heilig kan maken. En dit teken wordt aan iedereen gegeven, die Christus heilig maakt. Het is een teken van Zijn heiligmakende macht, en hij wordt geschonken aan iedereen, die door Christus deel wordt van het Israël van God.
En de Heer zegt: “Indien gij niet over de sabbat heenloopt door uw zaken te doen op mijn heilige dag, maar de sabbat een verlustiging noemt, de heilige dag des Heren van gewicht, … dan zult gij u verlustigen in de Here.” Jesaja 58: 13 – 14 NBG. Voor iedereen, die de Sabbat aanneemt, als teken van Christus’ scheppende en verlossende macht, zal dat een verlustiging zijn. Doordat ze Hem in de Sabbat zien, verheugen ze zich in Hem. De Sabbat wijst hen op het scheppingswerk, als bewijs voor Zijn grote macht om te verlossen. De Sabbat roept de verloren vrede van de Hof van Eden in herinnering. Maar daardoor vertelt hij het verhaal van de vrede die in Christus hersteld is. En alles in de natuur herhaalt Zijn uitnodiging: “Kom naar Mij toe, allen die vermoeid en belast bent, en Ik zal u rust geven.” Mattheüs 11: 28.